Het lijkt wel of Pokémon-games met elke boze Reddit-post tienduizend extra exemplaren verkopen. Hoe onuitstaanbaar de fans soms ook kunnen zijn, ergens hebben deze oldskool Poké-maniakken een punt: Pokémon is toe aan drastische innovatie, een kleine revolutie voor de franchise. Nou, hier is je revolutie – Pokémon Legends: Arceus.
Het is eigenlijk best wel komisch hoe het marketingtraject van Legends: Arceus is verlopen. Na overduidelijke vergelijkingen met Zelda: Breath of the Wild bleek het helemaal geen openwereldgame te zijn. Dat terwijl de game met z’n vijf losse regio’s meer aanvoelt als een openwereldgame dan menig game mét een open wereld, waarin je vooral waypoints volgt naar je volgende bestemming.
Legends: Arceus laat spelers namelijk vrij in de natuur van de Hisui-regio, het gebied dat ooit bekend komt te staan als Sinnoh. Daar krijg je de nobele taak om de allereerste Pokédex ooit samen te stellen door pokémon te vangen en onderzoeken. Vervolgens rapporteer je deze bevindingen aan professor Laventon, alvorens je terugkeert naar Jubilife Village om voorbereidingen te treffen voor de volgende excursie. Het is een totaal andere gameplayloop dan voorheen, en slechts één van de manieren waarop het spel keihard breekt met de conventies van de franchise.
Pokémon Legends: Snap
Alles in Legends: Arceus voelt natuurlijker en gestroomlijnder aan dan voorgaande games. Vergelijkbaar met Pokémon Snap doen de monstertjes hun eigen ding, reageren ze afhankelijk van hun karakter anders op de speler, maar variëren ze bijvoorbeeld ook zichtbaar in grootte. Dat zijn allemaal aspecten om rekening mee te houden als je ze besluipt vanuit het gras, beslist welke soort (houten) Pokéball je gebruikt of met wat voor soort voedsel je ze dichterbij wilt lokken.
Het invullen van de Pokédex is trouwens veel vergeeflijker dan het klinkt. Je hoeft een bepaalde soort niet tig keer te vangen, maar kunt ook research points verdienen door ze een aantal keer voedsel te geven, te verslaan met bepaalde moves, ze een bepaalde move te zien uitvoeren, te laten evolueren, enzovoorts. Stijg je in rang, dan verdien je meer geld en komen er meer soorten Pokéballen beschikbaar. Dat is – alweer net zoals in Pokémon Snap – een ontzettend bevredigende bezigheid.
Het verhaal is tussen de excursies door trouwens behoorlijk aanwezig om dingen voort te stuwen. Her en der heeft Game Freak personages en scenario’s duidelijk iets speelser en volwassener geschreven – er wordt opvallend vaak gerefereerd aan de dood – maar uiteindelijk is het een ouderwetse, losse puinhoop. Daarbij wordt het hierna écht een keer tijd voor voice-acting.
Wel zijn er een héél groot aantal zijmissies, die variëren van het opsporen van een Roselia aan de hand van aanwijzingen tot gevechten met oude bekenden. Ze zijn niet allemaal even boeiend, maar geven je het gevoel altijd een waslijst aan bezigheden te hebben. Bovendien breid je er ook het aanbod van de verschillende winkels in Jubilife mee uit, zodat je niet constant op zoek hoeft naar dat verdomde ijzer om een paar Pokéballen te craften.
Nooit meer terug
Legends: Arceus’ grootste overwinning is echter hoe het de open gebieden combineert met een naadloos vang- en vechtsysteem. Meerdere pokémon tegelijk vangen is geen probleem, en alvast weglopen van de Pokéball ook niet. Voor gevechten idem: wissel naar een bal met een pokémon erin, werp hem in de buurt van een wild monster en het gevecht begint direct. Grinden was nog nooit zo fijn.
Het vechtsysteem is even wennen, maar daarna wil je nooit meer terug. Veel bekende moves zijn daarbij op de schop gegaan; Stealth Rock en Rest hoef je bijvoorbeeld niet meer direct weg te gooien, stat boosts hebben effect op zowel special als ‘gewone’ attack en defense en – het belangrijkste – je kunt je moves nu op elk moment aanpassen. Geen lastige keuzes meer, maar een lijst met aanvallen waaruit je tussen knokpartijen door kunt kiezen.
Het nieuwe Strong Style- en Agile Style-systeem biedt daarbij een geweldige extra strategische laag. Ga je voor die eerste, dan krijg je zo’n twintig procent meer aanvalskracht of effectiviteit ten koste van je snelheid. Agile Style doet het tegenovergestelde: meer snelheid ten koste van je aanvalskracht. Beide hebben invloed op de tijdlijn van beurten, waar je ontzettend goed rekening mee moet houden om niet in de val te lopen.
Denk aan een Agile Style-move om vervolgens je extra beurt te gebruiken voor een potion, of juist voor een Strong Style-move in de hoop dat je de pokémon dan verslaat. Doe je dat niet, dan is er een grote kans dat de tegenstander twee keer achter elkaar mag aanvallen en je een groot probleem hebt.
Tot moes
Ik claim niet dat Pokémon Legends: Arceus een moeilijke game is, maar gevechten zijn duidelijk uitdagender dan voorheen. Met trainers veeg je over het algemeen de vloer aan, omdat ze blijkbaar nog steeds niet voor meer dan drie pokémon tegelijk kunnen zorgen. Wilde pokémon zijn een ander verhaal. Het is een interessante gewaarwording om je legendarische pokémon helemaal tot moes geslagen te zien worden door een Glalie van twintig (!) levels lager, laat staan omsingeld te worden door drie Gligar van level 55 die het je team van zes serieus moeilijk maken.
Ik werd zelfs van een klif geramd door een Rhyhorn terwijl ik een nietsvermoedende Starly besloop in het hoge gras en werd vergiftigd door een Croagunk. Als Legends: Arceus érgens goed in is, dan is het wel de speler het gevoel geven kwetsbaar te zijn in de wildernis.
Daarbij wandelen er sterkere Alpha-pokémon rond die fungeren als een soort tussenbazen en daarom lastiger te vangen zijn. Ze zijn in ieder geval toffer dan de eindbaasgevechten tijdens het hoofdverhaal, waarbij je in real-time aanvallen ontwijkt en ze bestookt met speciale zakjes voedsel. Het idee is leuk, maar de game bestuurt gewoon te stroef en is te instabiel om er voldoening uit te halen.
Switch-port
Want ja, soms voelt Legends: Arceus als een Switch-port van een PlayStation 5- of Xbox Series-titel. Met name de natuur oogt soms ruw en eenvoudig, en de framerate kakt vaker in dan je zou willen. Ook is er ontzettend veel pop-in – zeker wanneer je met een van de Ride-pokémon door het landschap raast – en de wereld oogt soms vrij leeg. Er wandelen uiteraard pokémon in rond en er zijn broodnodige grondstoffen die je eenvoudig oppakt, maar verder valt er weinig te zien.
Dat is doodzonde, want de pastelkleurige grafische stijl doet de game ontzettend goed. Onder de juiste omstandigheden kun je zelfs de hud uitzetten en prachtige plaatjes schieten. Op een wat kleiner scherm, onder een blauwe sterrenhemel op de rand van een klif, is de game dankzij een heerlijke sound design zelfs een serene ervaring. Daarbij vallen de animaties van pokémon zeker niet tegen: ze raken elkaar daadwerkelijk, en soms ook de speler als je zo stom bent om ertussen te gaan staan.
Prettige verrassing
Her en der laat de game nog wat steekjes vallen. Zo heb je de mogelijkheid om online en lokaal met anderen te ruilen, maar is er geen mogelijkheid om het nieuwe vechtsysteem tegen anderen op de proef te stellen. Ook verzamel je zoveel spullen dat je tas cónstant vol zit en je voor behoorlijk wat Pokédollars telkens moet upgraden. Ik had het ook gewaardeerd als er iets meer verschillende pokémon in de game te vinden waren.
Toch is Legends: Arceus een prettige verrassing. Van een Breath of the Wild-moment voor de serie durf ik niet te spreken, maar het zou doodzonde zijn als een of meerdere fantastische innovaties uit de game niet terugkomen in de negende generatie Pokémon-games. Legends: Arceus durft eindelijk de formule op de schop te gooien en slaagt daar met verve in. Soms bezwijkt Game Freak technisch onder diens eigen ambities, iets wat enkel een krachtigere Switch op zou kunnen lossen. Toch is Legends: Arceus de frisse richting die we nodig hadden.
Opmerkingen