Header

Demons Souls (PS5) review - De Nieuwe Kleding van de Demonische Keizer

Een heel wijs man zei ooit tegen een jonge Samuel: ’Je moet júíst kritisch zijn op de dingen waar je van houdt. Zo blijven het immers dingen om van te houden.’ Hou dat in je achterhoofd tijdens het lezen van deze review, die Samuel toepasselijk genoeg één van de lastigste ooit om te schrijven vond.

Je moet onder ’s werelds zwaarste steen hebben geleefd wil je niet gehoord hebben van Dark Souls: de franchise die ‘uitdagend, maar bevredigend’ weer terugbracht in het lexicon der gaming. Wat om jammerlijke reden minder algemene kennis blijkt te zijn, is het feit dat het ‘genre’ in 2009 al uitgevonden werd met de exclusieve PS3-game Demon’s Souls.

En het is nog wel zo’n prachtverhaal: zo wilde FromSoftware eigenlijk, in opdracht van Sony, een PlayStation 3-game maken die zou kunnen concurreren met het succes van het westerse The Elder Scrolls. Deze ‘Oblivion-beater’ werd echter al snel één grote ramp, en dus gaf de studio de controle van het doodverklaarde project over aan een werknemer die minstens net zo gepassioneerd was als dat hij onervaren was: ene Hidetaka Miyazaki.

Eenheidsworst

Miyazaki had zoiets van: ’Deze game is toch al dood, dus ik kan er lekker mee doen wat ik wil.’ Nou, dat hebben we geweten! Demon’s Souls was onvergeeflijk, mysterieus, en voor die tijdgewoon f*cking bizar. De game verkocht dan ook aanvankelijk voor geen meter. Tot de mond-tot-mondreclame als een trein begon te lopen en de game massaal uit Japan geïmporteerd werd.

Wat bleek? Sommige gamers waren de filmachtige, QTE-gedreven AAA-meuk uit die tijd helemaal zat, en zaten dorstig te wachten op iets als Demon’s Souls. Ja, de game is onvergeeflijk, maar dat getuigt van respect naar de speler! Ja, het is mysterieus, maar dat was juist aantrekkelijk in een tijd waarin informatie vrij en ongefilterd begon te vloeien! En ja, Demon’s Souls is raar, maar dat maakte het tevens spannend en nieuw! En ‘nieuw’ is een zeldzaam goed in deze door eenheidsworst geteisterde industrie.

De rest is geschiedenis. Toen Demon’s Souls in 2009 uitkwam, dacht FromSoftware dat het één van hun grootste flops zou worden, maar anno 2020 leunt de release van de PlayStation 5 hevig op het feit dat juist dit spelletje van een remake is voorzien. Ik ben blij dat deze remake bestaat. Niet alleen omdat het me een reden geeft om één van de belangrijkste games van de huidige eeuw opnieuw te spelen, maar ook omdat het als lanceringsgame voor zo’n monumentaal apparaat ongetwijfeld een heleboel nieuwe gamers gaat aantrekken en bekeren. Meer Souls-fans is altijd goed! Daarnaast zijn er veel Souls-fans die vanwege de PS3-exclusiviteit nooit de kans hebben gehad om dit eerste hoofdstuk te ervaren. Die kans krijgen ze nu. En natúúrlijk heb ik gezien hoe goed de graphics zijn — ik ben niet blind. Deze shit oogt prachtig! Oogstrelend, zelfs.

Criteria

Deze remake kan echter door meer lenzen ‘bekeken’ worden. Door die van de Souls-veteraan bijvoorbeeld, die de evolutie van Souls intiem meegemaakt en geïnternaliseerd heeft. En door de lens van remakes in het algemeen, waar gaming de afgelopen jaren geen tekort aan heeft gehad. Het zijn lenzen die ik persoonlijk belangrijker vind dan de graphics. Iedereen die ooit een Souls-game heeft gespeeld kan je vertellen dat je allesbehalve aan het letten bent op de kwaliteit van de textures wanneer je een baasgevecht aan het doen bent, de baas nog 50% van z’n levensmeter overheeft en jij nog maar vier healing items bij je draagt. Ik ga dus heel eerlijk zijn: volgens die criteria ben ik helemaal niet zo onder de indruk van Demon’s Souls. Sterker nog: ik ben misschien wel een beetje teleurgesteld.

Deze remake is té trouw aan het origineel. Dat klinkt wellicht raar, maar deze remake is, op wat quality-of-life-verbeteringen na, inhoudelijk identiek aan de game uit 2009. Velen zullen dat ongetwijfeld een pluspunt vinden, maar geloof mij als ik zeg dat de uiteindelijke ervaring — wat je na het spelen allemaal onthoudt — exact hetzelfde is als voorheen. Ik kan het weten: in mijn frustratie dat de PS5 (en dus Demon’s Souls) hier een week later zou uitkomen dan in de VS, heb ik mijn PS3 afgestoft en de tweede week van november gespendeerd aan het doorspelen van de originele game. En ten tijde van schrijven ben ik één trofee verwijderd van het behalen van de Platinum-trofee van de remake. Ik zeg dit niet om op te scheppen (oké, misschien een beetje), maar om te bewijzen dat ik het niet uit mijn duim zuig wanneer ik zeg dat deze remake €70 vraagt om jou een ervaring voor te schotelen die inhoudelijk nauwelijks te onderscheiden is van een elf jaar oude game.

Rood vlees

Dit betekent helaas dus ook dat de remake ’t gros van de minpunten van ’t origineel bevat. Zoals het feit dat de helft van de bazen niet zozeer gevechten zijn, maar rare, stompzinnige puzzels die veel trial-and-error (of snel gegoogle) vereisen. Ook het World Tendency-systeem, dat ongezien de moeilijkheidsgraad van de wereld verandert aan de hand van hoe ‘succesvol’ je speelt, is hier weer aanwezig. Dit is hét voorbeeld van iets dat tof klinkt op papier, maar in de praktijk alleen maar in de weg zit.

Tevens bestaat wereld 5-2 nog, wat een moeras is waar je loopsnelheid langzamer is dan mijn stoelgang na een dieet van uitsluitend rood vlees en alcohol, en waarvan ik met alle zekerheid kan zeggen dat het nog altijd FromSoftwares meest verschrikkelijke gebied aller tijden is. Deze elementen waren in 2009 al meh, en de remake had dit allemaal kunnen fixen. Maar nee hoor, de iconisch ogende Dragon God is ook op de PS5 nog altijd ’s werelds grootste anticlimax.

Potentie

Er is een reden dat FromSoft veel concepten uit Demon’s Souls nooit herhaald heeft in latere games. Zoals het kunnen farmen van tig genezende kruiden; het gelimiteerde maar automatisch aanvullende Estus-systeem van Dark Souls is tig keer beter. Of de archaïsche, in vijf ‘levels’ opgesplitste wereld; de open, metroidvania-achtige wereld van de geestelijke opvolgers zijn veel bevredigender en spannender om te verkennen. Toch zijn deze inferieure elementen in bijna al hun glorie terug te vinden in de remake, waardoor deze game uit 2020 in de kern toch als een flinke stap achteruit voelt ten opzichte van Bloodborne, Sekiro en zelfs Dark Souls: Remastered.

Dat had niet gehoeven. Wie kijkt naar de geweldige remakes van bijvoorbeeld Resident Evil 2 en Final Fantasy VII, ziet wat voor potentie er in remakes zit: creatieve projecten die op intelligente wijze het gevoel van het oude bronmateriaal overbrengen én de spanning van iets compleet nieuws voorschotelen. Demon’s Souls is niet zo’n remake. Dat had het in mijns inziens wel moeten zijn.

Tegelijkertijd hebben we het hier wel over Demon’s Souls, hè, de game die een genre creëerde. Imperfect, doch tijdloos. Ik snap het dus óók volledig wanneer bijvoorbeeld concullega Simon zegt dat ie het één van de beste launchgames aller tijden vindt, want, duh, hij heeft Demon’s Souls eindelijk gespeeld! En Demon’s Souls is de shit. Alles wat hij zo geweldig vond aan de remake — met uitzondering van de graphics, uiteraard — stond echter ook al op dat PS3-schijfje uit 2009. Hetzelfde leveldesign, dezelfde geheimen, dezelfde vijanden, met zelfs exact dezelfde kunstmatige intelligentie. Ja, Demon’s Souls is een remake, maar alleen qua uiterlijk: de game heeft een facelift gehad, maar had zich wat mij betreft ook mogen inschrijven voor een cursus zelfontwikkeling.

Oneerlijk

Toch ben ik wellicht een beetje oneerlijk tegenover de remakespecialisten van Bluepoint Games, want een paar van de eerder genoemde quality-of-life-verbeteringen zijn dusdanig sterk dat het wel erg moeilijk wordt om ooit nog naar het origineel terug te keren. Zoals het feit dat items die je vanwege hun gewicht niet meer kunt oppakken nu automatisch naar ‘de kluis’ worden gestuurd, in plaats van dat je ze moet achterlaten. Ook zijn er nauwelijks laadtijden dankzij de SSD in de PlayStation 5, wat natuurlijk in elk opzicht fijner is dan die lange laadtijden van het origineel, vooral wanneer je aan het farmen bent en vaak een gebied moet herladen. En dan is er natuurlijk de framerate: 60 frames per seconde is gewoon heerlijk, vooral in combinatie met die prachtige visuals. Dat de remake technisch sterker in elkaar steekt dan het origineel is geen verrassing, maar dat de mate waarop aanzienlijk veel van Demon’s Souls inherente frustraties vermindert, moet zeker genoemd worden.

Net zoals dat Bluepoint Games nooit iedereen tevreden had kunnen houden, weet ík niet precies welk cijfer deze game het best beoordeelt en representeert. Wie nog niet eerder aan de haak geslagen is door Souls kan met deze PS5-launchgame de openbaring van zijn of haar leven krijgen, wat in principe een díkke Gold Award waard is. Wie van Souls houdt en Demon’s Souls nog nooit eerder heeft geprobeerd, kan met deze remake nu de mooiste en minst frustrerende versie ervan ervaren, en dat is ook echt veel waard. Wie de franchise echter al door en door kent, die kan nu wéér Demon’s Souls ervaren, maar dan met mooiere plaatjes. Dat is zoals altijd een toffe ervaring, maar tevens ook niets meer dan een appeltje voor de dorst voor hen die nog altijd gespannen zitten te wachten op iets dat hopelijk wél zal vernieuwen: Elden Ring.

Conclusie