
Donkey Kong Country: Tropical Freeze - Review
De aap is uit de mouw en klaar om voorzien te worden van een cijfer. Is dit vijfde deel in de Donkey Kong Country-serie een nummertje dat we absoluut niet mogen missen, of moeten we het links laten liggen omdat de tijd en het geld niet waard is? Jurjen laat het je weten.
Dit is een aangepaste versie van de review uit het Power Unlimited magazine nummer 3.
Met een combinatie Donkey Kong en Dixie Kong spring ik op platformen die zijn bevestigd aan de wieken van molens in de prachtige bergachtige van Windmill Hills, het eerste level van de tweede wereld. Ik laat de dikke aap vallen op erg grappig vormgegeven vijanden.
Met de paardenstaart van Dixie Kong kan ik een stukje omhoog vliegen, om achter wat bladeren een platform met een Cranky Kong-ton te vinden. Als die oude aap op mijn rug is gesprongen, denk ik terug aan hoe het allemaal begon.
Bijrolletje
Het begon allemaal met een grote aap. De geschiedenis van de platformgames. Mijn liefde voor platformgames. De carrière van Mario.
Donkey Kong verscheen in 1981 en was de eerste game waarin je met een personage over obstakels en gaten kon springen - nog steeds de basishandelingen in elke platformer. Je kon ook al klimmen, en een power-up pakken om af en toe eens wat obstakels kapot te beuken. Alleen: dit deed je allemaal niet met de grote aap waar het spel naar was genoemd, maar met een besnord mannetje dat eerst Jumpman, en later Mario werd gedoopt. Donkey Kong zelf deed in die tijd eigenlijk niet zoveel.
Na de eerste Donkey Kong, schoot de carrière van de loodgieter als een raket de hemel in, terwijl de gorilla niet verder kwam dan figurantenrollen in kleine actiegames.
Zo sukkelde de primaat dertien jaar door, totdat hij een lange witte baard had, en zijn opvolger verscheen om de naam Donkey Kong nieuw leven in te blazen.
Tonnen knallen
In 1994 verscheen Donkey Kong Country, en de wereld stond op zijn kop. Voor het eerst kon Donkey Kong rennen, springen en klimmen als zijn grote rivaal Mario, en nog veel meer dan dat. Bijvoorbeeld: aan lianen slingeren, op een neushoorn rijden, en van ton naar ton knallen. Daarbij waren de graphics veel gedetailleerder dan die van Mario’s spellen ooit waren geweest, en zat er zelfs een (soort van) co-op in het spel.
Het doet me deugd dat de grote aap waar het allemaal mee begon in DKC: Tropical Freeze eindelijk eens écht in actie komt.
Ducktales
Kijk ‘m gaan die ouwe Cranky met z’n gekke baard! Hij gebruikt zijn wandelstok als pogostick om hoger te kunnen springen, zonder schade op scherpe vijanden te landen en over puntige ondergronden te stuiteren. Natuurlijk zijn die kunstjes gejat van Dagobert Duck, die rond 1990 al pogo-end door de DuckTales-games ging, maar het pást wel bij de oude aap en maakt hem tot lastigste personage om mee te spelen - dus de beste keuze voor de meest ervaren gamers.
Beginnende gamers kunnen het beste kiezen voor Dixie Kong (vliegt bij een volgehouden sprong een stukje omhoog) of Diddy Kong (vliegt bij een volgehouden sprong een stukje verder) - tenminste, in de tweespelerstand. In de eenspelerstand valt er niets te kiezen: je speelt altijd met Donkey, en kunt een van de drie andere Kongs op je rug nemen om zijn/haar vermogen te gebruiken – als een soort power-ups, dus eigenlijk.
Pittig en pluizig
Wat graphics betreft stijgt deze DKC uit boven alle voorgangers, wat niet meer dan logisch is, aangezien dit de eerste DKC is op Nintendo’s krachtigste hardware ooit. En je gaat ervan genieten, die pluizige vacht van DK op je HD-scherm, de60 frames per second en de wervelende 3D-effecten wanneer je je apen in de diepte schiet.
Naast de spectaculaire presentatie, is de hoge moeilijkheidsgraad natuurlijk ook een dingetje van de DKC-serie. Die ligt nog steeds vrij hoog, maar toch iets lager dan in voorganger Donkey Kong Country Returns.
Wat mij betreft goed nieuws. Zo’n blij, lekker uitbundig platformspel speel ik niet om te ploeteren als in een Dark Souls, maar om met flinke inspanning en concentratie (dat wel) gewoon een beetje op te schieten.
Dat de makers van deze DKC ploeterende gamers graag een handje helpen, blijkt ook wel uit de mogelijkheid om, met een volgelopen Kong-Pow-meter, alle vijanden in beeld in levens, health of bananenmunten te veranderen.
Apen in Africa
Vooruit, laat ik nóg eens een positief punt aanstippen: de heerlijke variatie in levels en uitdagingen. Het eerste level van de derde wereld voert je bijvoorbeeld naar Afrikaanse steppen die zo uit de Lion King lijken te komen, maar dan met dansende poppen van giraffen en slangen om langs te springen en te slingeren. Het volgende level zit je nog steeds in Afrika, alleen krijg je nu te maken met tornado’s en bliksemflitsen, die je via door de lucht waaiende platformen probeert voor te blijven. Het derde Afrika-level staat zo’n beetje helemaal in brand, wat weer heel andere uitdagingen met zich meebrengt.
Dat de vierde wereld een waterwereld is, viel me in eerste instantie een beetje tegen, maar gelukkig is het zwemmechaniek uit eerdere DKC-spellen enorm verbeterd, en geeft ook in deze wereld elk level weer een eigen draai aan de actie.
OldSkool
Iedereen snapt dat Tropical Freeze geen originaliteitsprijzen gaat winnen. In heel veel aspecten is dit nog steeds dezelfde Donkey Kong Country die in 1994 verscheen, en eigenlijk is het doodzonde dat een zo bekwame studio als Retro (we hebben het hier over de makers van de Metroid Prime-serie, mensen!) op een dergelijke herhalingsoefening zijn gezet.
Dat gezegd hebbende; je voelt wél aan alle aspecten van deze bovenste beste 2D-platformer dat er door een van de beste studio’s ter wereld aan gewerkt is. En waarom eigenlijk ook niet, aangezien er nog steeds heel veel mensen zijn die - net als ik - dit soort spellen graag spelen? Ouderwets of niet, het is toch alweer een paar maanden geleden dat ik zo blij werd van een spel.
Zoals Cranky Kong bewijst, zit er in oude dingen soms meer leven dan je zou vermoeden.