Digital Foundry heeft me verpest
Het YouTube-kanaal van Digital Foundry is voor de meesten van jullie vast bekende kost. Het zijn graag geziene gasten op Gamer.nl. Ze zetten hun technische analyses altijd helder uiteen, zodat je binnen pakweg vijftien minuten een goed beeld hebt van hoe een spel presteert op de systemen waarvoor het verkrijgbaar is. Er zit zichtbaar veel liefde en aandacht in dit uitpluiswerk, een zoektocht naar technische hoogstandjes dan wel dieptepunten. Als bonus krijg je ook meteen een aardig idee van wat voor soort game het is en of het ook een beetje leuk is. Kortom: de video’s van Digital Foundry kijken behoorlijk lekker weg.
Te lekker…
Ik ga er inmiddels voor zitten alsof het de Champions League is. Vanavond speelt Xbox Series X tegen PS5. Zak chips erbij, ijskoude cola aan mijn lippen, en natuurlijk een lijntje erbij. Ik kan niet meer zonder dat lijntje. Ik staar een kwartier lang met grote pupillen en juich inwendig wanneer ik zie dat het lijntje de hele tijd stabiel op 60 frames per seconde blijft. Als een van de Digital Founders dan ook nog eens zegt dat de ‘performance’ op PS5 heel ‘impressive’ is, dan glunder ik helemaal. ‘Mijn’ PS5, die het zo goed doet! Beter dan de rest zelfs.
Het is geen wedstrijd
Het ding is: ik ben helemaal niet voor de PS5. Ik heb ook een Xbox en een Switch thuis staan. Het maakt mij niet uit wie er ‘wint’. Het is niet eens een wedstrijd. Toch is er een duidelijke verliezer: dat ben ik. Want sinds ik steevast alle content van Digital Foundry consumeer, ben ik die technische prestaties van spellen nog belangrijk gaan vinden ook. Begin vorig jaar speelde ik Bloodborne met veel plezier opnieuw door. Begin dit jaar vond ik het niet meer om aan te gluren. 30 frames per seconde in 720p, en dat op mijn glorieuze oled-tv. Getver de getver! Ik moet er niet meer aan denken. Niet sinds ik de Digital Foundry-video heb gezien waarin Bloodborne dankzij een mod eindelijk de 60 fps haalt en naar 4k is opgeschaald.
Het is inmiddels zo erg geworden dat ik de drang voel om games te spelen puur omdat ze technisch zo goed presteren. Ori and the Will of the Wisps op de Switch is een heel indrukwekkende overzetting, zie ik in de
die ik van Digital Foundry zit te kijken. Ik ben het serieus aan het overwegen. De eShop staat open op mijn Switch en ik hoef de aankoop alleen nog maar te bevestigen. Dan bedenk ik me gelukkig dat ik ook gewoon een Xbox Series S bezit, waarop de ‘nieuwe’ Ori volgens mijn eigen ongefundeerde analyse tien keer mooier is en honderd keer beter draait. Waarom zou ik dan de Switch-versie willen spelen?
Scheids!
Het antwoord laat zich gemakkelijk raden: Digital Foundry heeft het gepresteerd om mij om prestaties te laten geven. Ik heb mezelf er echt maar net van kunnen weerhouden om Marvel’s Avengers voor de PS5 te kopen. Een technisch indrukwekkende prestatie maakt nog geen goede game, hoe realistisch de belichting ook moge zijn. Een spel alleen om die reden aanschaffen, is me gelukkig nog een brug te ver. Zelfs als ik die haarscherp zie dankzij de hogere draw distance.
Misschien moet ik het maar gewoon accepteren. Ik ben een persoon geworden die om de technische prestaties van games geeft en het daar dan met anderen over heeft. Ik snap ineens al die programma’s over voetbal met mensen die er de ballen verstand van hebben, kibbelend over ‘hun’ club. Niet dat ik nu ineens fan van de PlayStation 5 ben, of van de Xbox Series X, maar van mooie graphics en een goede framerate kan ik best genieten op zijn tijd. Zoals ik ook best kan kijken naar een voetbalwedstrijd. Als er maar een beetje lekker gebald wordt. Voor wie ik dan ben? De scheidsrechter blijkbaar.
Elke zaterdag verschijnt er een column op Gamer.nl die (meestal) ingaat op actuele gebeurtenissen.
Opmerkingen