Dit is een ingekorte versie van Jurjens review uit de nieuwe PU, die deze week in de winkels / op je deurmat ligt.
Veel ouders zien Nintendo-systemen als kindvriendelijk. Een veilig, ondiep speelvijvertje voor hun kroost. Niet zo gek, gezien de uitstraling van dingen als Pokémon, Kirby en Yoshi’s Wooly World. Toch verschijnen er af en toen wat vreemde, bloeddorstige eenden in de verder zo vreedzame bijt. Van die hardcore exclusives die met hun bloederige moordpartijen nogal schreeuwerig vloeken met de beeldbepalende fluffy helden en wollen werelden op de Nintendo-systemen. Zo had je op de N64 natuurlijk GoldenEye, verscheen No More Heroes exclusief op de Wii, en hebben we op de Wii U inmiddels het obscure ZombiU en fabuleuze Bayonetta 2 mogen ontvangen. En daar komen de bloederige moordpartijen van het Wii U-exclusieve Devil’s Third dan nog eens bij.
Handige hoofdpersoon
Om maar eens hakkend met bijlen en schietend met raketten in huis te vallen: Devil’s Third levert niet de kwaliteit van GoldenEye, noch de originaliteit van No More Heroes, noch het interessante GamePad-gebruik van ZombiU, noch de visuele overweldiging van Bayonetta 2. Bij lange na niet. Wat deze hardcore exclusive dan wel levert? Nou, onder andere een handige hoofdpersoon die net zo makkelijk moordt met ninjazwaarden, bijlen en sloophamers als met machinegeweren en raketwerpers.
Ivan is een voormalige terrorist, gespierd, kaal, zit onder de tattoo’s en spreekt met een Russisch accent. Je bestuurt hem in third-person, zodat je de hele tijd kunt zien dat Ivan niet van bovenkleding houdt, ook niet in besneeuwde levels. Als je op de R-trigger drukt om je vuurwapen te richten, verspringt de camera en verandert de game van een hack-and-slasher in een soort FPS, het voornaamste foefje waarmee Devil’s Third zich een beetje van andere actiespellen onderscheidt. Of eigenlijk het enige.
Slechtste game
Devil’s Third is de nieuwe game van Tomonobu Itagaki, de gekke Japanner die je wellicht kent van zijn uitspraak dat hij concurrent Namco met de kracht van 100 nucleaire raketten wilde treffen, danwel zijn geesteskinderen Dead or Alive en Ninja Gaiden. Dat was allemaal nog in de tijd dat hij Team Ninja leidde. In 2008 verliet Itagaki zijn Team Ninja met slaande deuren om in 2009 te beginnen met een nieuwe studio, Valhalla Games. Devil’s Third is de eerste game van die studio, en zou oorspronkelijk door THQ worden uitgebracht voor de PS3 en Xbox 360.
Ondertussen zijn we zes jaar en drie game engines verder, en verschijnt de game, inmiddels gedragen door de Unreal 3 engine, voor de Wii U. Met Nintendo als uitgever, althans in Europa. Dat laatste feit is eigenlijk nog het schokkendste. Devil’s Third is de slechtste game die Nintendo sinds Cruis’n USA heeft uitgegeven. En het is ook niet echt een opsteker voor Itagaki’s reputatie. De man die ons met Ninja Gaiden ooit een fraai ogend, stijlvol, elegant en bijzonder uitdagend actiespel bracht, levert met Devil’s Third ook een actiespel, maar dan van het nogal lelijke, achterhaalde en B-film-achtige soort. Los van het wennen aan de rommelig voelende controls, is van uitdaging trouwens ook nauwelijks sprake.
Oliedom
Devil’s Third biedt standaard een auto-aim en auto-cover (deze kun je overigens wel uitschakelen), stuurt je constant de goeie kant op door lineaire levels en savet om elke hoek, zodat je na sterven nooit ver wordt teruggezet. Niet dat je snel zult sterven trouwens. Je vijanden gedragen zich zeer voorspelbaar of eigenlijk gewoon oliedom. Ze rennen recht in je vuur, blijven staan terwijl ze schotwonden oplopen en zijn dan zelfs met een granaat voor hun voeten niet in beweging te krijgen.
Word je toch een paar keer geraakt, dan kun je simpelweg even schuilen om heel snel je gezondheid weer terug te krijgen, wat zelfs werkt in de zogenaamde hardcore mode. Tel daarbij de gedateerd ogende graphics, clichés als rode tonnen die exploderen, glitches als zwevende wapens en benen door muren, en een onstabiele framerate, en het totaalbeeld van de B-game is compleet. Een bloederige B-game, dat wel. En eentje waar ook zeker nog wel wat lol aan valt te beleven.
Lichte voldoening
De mix van swordplay en gunplay is eerder gedaan, maar levert in Devil’s Third best leuke momenten op. Bijvoorbeeld als je wat handigheid krijgt in de triple-actie van sprinten, sliden, en al slidend schieten (al is dit nageaapt van Vanquish, en werkt het minder lekker). Of wanneer je je vermogen om op muren te kunnen klauteren gebruikt om leuke schietplekjes te vinden. Dat wisselen tussen schieten en hakken vond ik na gewenning (o.a. aan de kutcamera) trouwens ook best leuk.
De meeste vijanden schakelde ik op afstand met vuurwapens uit, maar als soldaten, ninja’s en mutanten plots vlak voor m’n neus verschenen, vond ik het toch handiger die met hamers en zwaarden te lijf te gaan. Feitelijk is het dan een kwestie van rollend ontwijken en domweg knoppenrammen tot de automatische finisher volgt, maar als die finisher inhoudt dat zo’n vijand in tweeën wordt gesplitst of met zijn hoofd tegen een omgevingsobject wordt gebeukt, dan spreek ik toch van lichte voldoening.
Die voelde ik ook wel tijdens de kortstondige gameplay-variaties waarin ik met een jeep van een berg en over een instortende brug reed, vanuit de achterkant van een vliegtuig met raketten op helikopters schoot en met mijn kale hoofd tussen de dijen van een halfnaakte eindbazin werd geklemd. Ook al bleek dat laatste de inleiding van háár onherroepelijke finisher te zijn.
Kinderachtige onzin
Tijdens het spelen van Devil’s Third vroeg ik me regelmatig af in hoeverre ik de game nou eigenlijk serieus moest nemen. Enerzijds verplaatst de game je naar werkelijk bestaande locaties om je daar met werkelijk bestaande wapens tegen het internationale terrorisme te laten strijden. Anderzijds krijg je te maken met mutante wezens, een compleet ongeloofwaardige hoofdrolspeler die ook nog eens een tijdelijke supervorm kan aannemen en eindbazinnen die na dertig kogels in het halfnaakte lijf nog net zo hard in je richting rennen.
Als ik de game in een paar woorden zou moeten beschrijven, zou ik tot iets komen als ‘een hoop kinderachtige onzin’. En dan bedoel ik niet kindvriendelijk als Pokémon, Kirby en Yoshi’s Wooly World, maar wérkelijk kinderachtig. Kijk bijvoorbeeld eens naar het feit dat hoofdpersonage Ivan als ‘idle animation’ een sigaret opsteekt of een slok sake uit zijn zakfles neemt, waarschijnlijk om hem cool en nonchalant te laten lijken. Hihi. Stiekem toch ook wel weer grappig.
Eerlijk gezegd ben ik de complete debiele actieheld Ivan spelenderwijs wel een beetje gaan waarderen. En ach, laat ik het ook maar bekennen: ik heb me eigenlijk met al deze kinderachtige onzin prima vermaakt.
Opmerkingen